Перевод: с немецкого на все языки

со всех языков на немецкий

Со всех языков на:
Немецкий
С немецкого на:
Нидерландский

zich onderwerpen

Толкование Перевод

1 beugen

beugen

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 buigen 〈 ook natuurkunde〉 ⇒ krommen

2 breken ⇒ verkrachten

3 〈 taalkunde〉 verbuigen

4 〈 taalkunde〉 vervoegen

II sich beugen 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich buigen ⇒ buigen, (zich) bukken; 〈 figuurlijk ook〉 zich onderwerpen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > beugen
2 ducken

ducken

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 snel intrekken

2 〈 figuurlijk〉 kleineren ⇒ klein krijgen

♦voorbeelden:

2 er duckt seine ganze Familie • hij tiranniseert zijn hele gezin

II sich ducken 〈 wederkerend werkwoord〉

1 snel bukken ⇒ wegduiken

2 〈 figuurlijk〉 zich onderwerpen ⇒ in z'n schulp kruipen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ducken
3 nehmen

nehmen

1 nemen ⇒ pakken; grijpen; kiezen

2 (aan)nemen ⇒ aanvaarden, accepteren

3 (ont)nemen, af-, wegnemen

4 nemen ⇒ gebruiken

5 vragen, verlangen

6 (op)nemen ⇒ beoordelen, opvatten

7 behandelen, omgaan met

8 (in)nemen ⇒ veroveren 〈 ook figuurlijk〉

9 opnemen ⇒ vastleggen

♦voorbeelden:

1    Schaden nehmen • schade lijden, oplopen

etwas an sich 〈 4e naamval〉 nehmen • zich iets toe-eigenen

etwas in Arbeit nehmen • aan iets beginnen te werken

jemanden ins Verhör nehmen • iemand aan een verhoor onderwerpen

etwas mit sich nehmen • iets meenemen

2    〈 formeel〉 nehmen Sie meinen aufrichtigen Dank! • aanvaard mijn oprechte dank!

Kinder ins Haus, zu sich nehmen • kinderen bij zich (in huis) (op)nemen

jemanden als Sekretär nehmen • iemand als secretaris in dienst nemen

3    sich 〈 3e naamval〉 das Leben nehmen • zich van het leven beroven

sich 〈 3e naamval〉 etwas nicht nehmen lassen • zich van iets niet af laten brengen

4    〈 religie〉 das Abendmahl nehmen • het Avondmaal nuttigen

〈 informeel〉 einen nehmen • er eentje drinken, pakken

etwas zu sich nehmen • iets gebruiken, nuttigen

5    hohe Preise nehmen • hoge prijzen vragen, berekenen

6    jemanden für jemanden anders nehmen • iemand voor iemand anders houden

〈 informeel〉 jemanden nicht für voll nehmen • iemand niet voor vol aanzien

im Ganzen genommen • alles bij elkaar genomen

im Grunde genommen • eigenlijk

〈 informeel〉 wie mans nimmt! • dat hangt er maar van af!

7    die Kinder wie Erwachsene nehmen • de kinderen als volwassenen behandelen

9    ein Konzert auf Band nehmen • een concert op band opnemen

¶    nehmen wir den Fall, dass … • gesteld dat …

jemanden zu nehmen wissen • met iemand weten om te gaan

〈 informeel〉 woher nehmen und nicht stehlen? • waar haal ik het geld vandaan?

〈 spreekwoord〉 geben ist seliger denn nehmen • het is zaliger te geven dan te ontvangen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > nehmen
4 entziehen

entziehen

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 onttrekken, -nemen

2 〈 informeel〉aan een ontwenningskuur onderwerpen, laten afkicken

♦voorbeelden:

1    jemandem den Führerschein entziehen • iemands rijbewijs intrekken

jemandem das Vertrauen entziehen • het vertrouwen in iemand opzeggen

II sich entziehen 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich bevrijden, losmaken van, uit

2 zich onttrekken aan

♦voorbeelden:

1    er konnte sich ihrem Reiz nicht entziehen • hij kon haar charme niet weerstaan

2    das entzieht sich meiner Kenntnis • dat is mij onbekend

¶    sich der Welt entziehen • zich uit de wereld terugtrekken

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > entziehen
5 unterziehen

unterziehen¹

〈 overgankelijk werkwoord〉

1 eronder aantrekken

2 〈 bouwkunde〉 steken

3 〈 culinaria〉mengen, halen ⇒ erdoor halen

————————

unterziehen²

〈 overgankelijk werkwoord〉

1 onderwerpen (aan)

♦voorbeelden:

1 etwas einer Prüfung unterziehen • iets aan een onderzoek onderwerpen

sich einer Aufgabe unterziehen • een taak op zich nemen

sich einer Operation unterziehen • een operatie ondergaan

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > unterziehen
6 sich eine Sache untertan machen

sich eine Sache untertan machen

iets (aan zich, aan zijn wil) onderwerpen, iets voor zich dienstbaar maken

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich eine Sache untertan machen
7 untertan

untertan

〈 formeel〉

1 onderdanig ⇒ onderworpen (aan)

♦voorbeelden:

1 sich 〈 3e naamval〉 eine Sache untertan machen • iets (aan zich, aan zijn wil) onderwerpen, iets voor zich dienstbaar maken

〈 verouderd〉 jemandem untertan sein • aan iemand onderworpen, dienstbaar zijn

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > untertan
8 unterordnen

unterordnen

1 onderschikken ⇒ ondergeschikt maken, onderwerpen

♦voorbeelden:

1 sich jemandem unterordnen • zich onder iemand plaatsen

jemandem untergeordnet sein • onder iemand staan

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > unterordnen

См. также в других словарях:

Christianus Carolus Henricus van der Aa — (* 25. August 1718 in Zwolle; † 23. September 1793 in Haarlem) war ein niederländischer lutherischer Theologe. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Werke 3 Literatur … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на все языки

zich onderwerpen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на все языки

zich onderwerpen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: